HET HAAKSBERGERVEEN
(Bron: www.natuurlijk.nl)
Tekst: Lia en Han van Hagen, IVN Haaksbergen
Waterbeheersing
De belangrijkste voorwaarden voor veenvorming zijn water, een stabiele waterspiegel en kleine wateroppervlakten. Probleem is dat er in de winter meer water valt en in de zomer treedt er verdroging op.
Het sawa systeem met dammen
Het terrein ligt in het oosten (Wennewickweg) bijna 4 m hoger dan in het westen (Niekerkerweg). Dat betekent dat onder normale omstandigheden het water van hoog naar laag wegstroomt. Bij de waterbeheersing is gekozen voor het sawa systeem. Daarbij wordt achter elkaar een reeks van dammen aangelegd. Berekend is dat een drie meter brede zanddam een hoogteverschil van ongeveer 40 cm in stand kan houden. Bij een te hoge waterstand in een damgebied wordt met behulp van overlooppijpen het water op een lager gelogen damgebied geloosd. De afwatering van zuid naar noord komt deels in de Zoddebeek / Buurserbeek en deels in de Berkel terecht.
De dammen zijn in 1974 aangelegd en in 1992 door het succes van de hoogveenregeneratie verhoogd.
Tegengaan verdroging
Het gebied wordt uitsluitend gevoed door regenwater. Het is voor een constante waterspiegel dus ook belangrijk om verdamping zoveel mogelijk tegen te gaan. Daarom wordt de berkenopslag waar mogelijk verwijderd. In de zomer verdampt een boom 2-3 maal zo 'water als het pijpestrootje.
Een probleem bij het verwijderen van berken is dat een gekapte berk weer opnieuw uitloopt. Dit kan voorkomen worden met een groeiremmend middel. Het is echter natuurlijker om gedurende 2-3 jaar een schaapskudde in het voor- en najaar over zo'n terrein te laten lopen. Schapen eten de jonge uitlopers op en na 2-3 jaar is de berk definitief dood.
De hoogveenregeneratie in het Haaksbergerveen
In het afgetakelde hoogveen dat het Haaksbergerveen nu is vindt de veenvorming plaats vanuit de diverse regenputten. De veenvorming op dit moment gaat ongeveer als volgt in zijn werk, Op de bodem van de veenput groeit eerst veenpluis. Daartussen vestigt zich een veenmossoort die zich onder die omstandigheden redelijk thuisvoelt, Door de verhoging van de waterstand breidt de veendeken zich horizontaal uit. Later ontstaat ook een verdieping, waarbij weer andere soorten veenmos betrokken zijn.
De dikker wordende deken zakt door zijn gewicht naar beneden waarbij de oppervlakte van de deken ongeveer hetzelfde blijft. Dit is het ontstaan van de zogenoemde veenmosdrijftillen.
Na enige tijd verschijnen er op die drijftillen niet alleen andere soorten veenmos, maar ook Veenbes, Lavendelheide en Zonnedauw. Als de drijftillen zo diep zijn dat ze de, bodem beginnen te raken komt ook het Pijpenstrootje naar voren en kan een dopheide-achtige begroeiing ontstaan. Ook het gewone Haarmos breidt zich dan uit in de vorm van hoge groene kussens.
Nat bos
Een afwijkende vorm van veenontwikkeling doet zich voor op plaatsen waar een met berk begroeid geraakt terrein onder water wordt gezet. Meestal gaat het om nat berkenbos, met veenmos in de moslaag welke tussen de wortels van de bomen wordt vastgehouden. Na het onder water zetten sterven de bomen en komen de veenmospakketten boven water drijven. Van daaruit ontstaat een ontwikkeling zoals die al beschreven is.
Drijftillen
Het zal duidelijk zijn dat op de drijftillen niet te lopen is hoewel dat afhankelijk is van de dikte. Gezien de vele soorten veenmos die bij de veenvorming betrokken zijn, wordt wel eens gezegd dat een goede veenmoskenner moet kunnen zien of hij al over de veenmosdeken kan wandelen en zo ja, vooral hoe snel hij dat moet doen.
Snelheid veenvorming
Aan de onderkant sterft het veenmos af en ook de andere plantendelen zakken naar de bodem De vertering stopt omdat door het water de plantendelen van de lucht zijn afgesloten. Op die manier ontstaat veen. Dat gaat overigens niet snel door inklinking groeit het veen ongeveer 0,5 tot 1 mm per jaar dat wil zeggen 1 m turf betekent een volle 1000 jaar.