HET HAAKSBERGERVEEN
(Bron: www.natuurlijk.nl)
Tekst: Lia en Han van Hagen, IVN Haaksbergen
Invloed van de mens
In het jaar 1000 n Chr. hebben er op het grondgebied van Nederland uitgestrekte hoogveengebieden bestaan met name in de Peel en in Drenthe. Het Boertangerveen alleen (in Drenthe) was al 160.000 ha groot.
Er is, nu in Nederland nog totaal ongeveer 6000 ha over en hier in Haaksbergen ongeveer 500 ha. Dat betekent dat de mens in de strijd om het bestaan behoorlijk te keer is gegaan.
De ontginning van het veen is omstreeks 1500 begonnen door de bewoners van de nabij gelezen zandgronden.
Omstreeks 1300 zijn in Haaksbergen marktgenootschappen, ook wel marken genoemd, ontstaan. Deze marken kwamen voort uit buurtschappen. De marken waren nodig om regels te stellen aan het gebruik en beheer van de grond. Door het toenemend aantal mensen en de geringe hoeveelheid cultuurgrond waren er regelmatig conflicten. De rechten en plichten zijn eerst mondeling overgeleverd, maar omstreeks 1400 ook vastgelegd in zogenoemde markeboeken. Zo zou er een ongeschreven markewet zijn geweest die aangeeft dat iemand die op de woeste grond in een avond en een nacht een hut wist te bouwen waarbij er 's ochtends rook uit de schoorsteen kwam niet meer van huis en hof verdreven kon worden.
In de marken werden afspraken gemaakt ten aanzien van het bestuur (kiezen van gezworenen), de landbouw (plaggen, maaien, turfsteken), de veeteelt en taken van maatschappelijke aard zoals begraven van dood vee, onderhoud van wegen en watergangen.
Omstreeks 1830 behoort het huidige veengebied tot de marken Buurse, Haaksbergen en Hones. Het veengebied vormt in die tijd een natuurlijke grens met Duitsland. De Historie van Haaksbergen verhaalt over de ruzies tussen de marken Haaksbergen, Hones en Rekken over de verdeling van het o.a. het veen.
Bij de huidige Niekerkerweg ligt een gebied dat nu nog de naam Twistveld draagt. Een van de zeer belangrijke punten bij de ruzie was o.a dat het Honesser veen maar 1 tot 1,5 m dik was en het Haaksbergerveen wel 1,5 tot 6 m dik. Ook de huidige straatnamen herinneren nog aan die periode zoals de Krakeelsweg en de Hellenveldweg.
De naam Onlandseweg geeft aan hoe de bevolking tegen het veen aankeek; het was geen land: onland. De naam Hanebulterweg duidt op de aanwezigheid van de korhoen in die omgeving.
In begin van de negentiende eeuw zijn de marken opgeheven, maar in Twente duurde het tot na 1880 voordat alle markegronden verdeeld en geveild waren.
In 1840 is het veen verdeeld en in 309 percelen geveild. In de periode 1840 -1860 is er in het veen ten behoeve van de textielindustrie en de steenbakkerijen rond de Appelhofweg veel turf gestoken. Daarna is nog wel voor individueel gebruik turf gestoken (boerenvervening). Ook in de tweede wereldoorlog is er voor eigen gebruik nog turf gestoken.
Rond 1938 heeft de Staat der Nederlanden een onteigeningsprocedure in gang gezet om het veen door werklozen te laten ontginnen. Daarbij was de eigenaren beloofd dat zij het land na de ontginning tegen een redelijke prijs konden terugkopen.
Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is het veen door de regering vrijwel zonder vergoeding onteigend om een werkobject te hebben voor de vele werklozen die toen verwacht werden. Door de oorlog is de ontginning echter niet doorgegaan. Wettelijk kan onteigend land echter niet worden teruggegeven. Dat heeft toen veel kwaad bloed gezet en zou een van de (vele) redenen zijn dat er tussen Staatsbosbeheer en de boeren moeilijk beheersafspraken gemaakt konden worden.
Tussen 1952 en 1956 is door de Overijsselse Ontginningsmaatschappij nog 300 ha ontgonnen en als landbouwgrond verkocht. De resterende 500 ha is dus het huidige natuurreservaat het Haaksbergerveen.
De ontginning van het veen of wel de winning van turf verschilt van plaats tot plaats en is afhankelijk van de omstandigheden. Droge en natte vervening verschilt zoveel van elkaar dat er zelfs twee termen voor zijn: droge vervening heet afvenen en natte vervening wordt uitvenen genoemd. Ook de producten zijn anders: hoogveen levert lange bruine turf in de laaggelegen veengebieden is gebaggerd en de bagger soms met voetkracht (klunen) gedroogd, wat het korte zwarte turf oplevert.
Bij de ontginning van het hoogveen gaat men als volgt te werk:
Door het graven van sloten wordt een stuk het hoogveen eerst oppervlakkig ontwaterd. Daarna wordt de bovenste aarde, de bonkaarde verwijderd en opgeslagen. Deze bonkaarde wordt later door de onderliggende zandgrond gemengd, waardoor een betere structuur ontstaat en de grond geschikt wordt (na bemesting) voor akkerbouw met name aardappelteelt.
Onder de bovenste laag ligt het grauwveen ook wel witveen genoemd. Hieruit wordt het zogenoemde bolsterturf gemaakt dat alleen geschikt is als aanmaakturf of turfstrooisel.
Vervolgens bereikt men het zwartveen, het echte veenmosveen, dat de zwarte turf of steekturf levert. Dit is als brandstof geschikt.
Het turfsteken werd gedaan door 2 personen: een steker en een afschuiver. De steker (met een speciale scherpe kleine schop) stak meestal 3 turven tegelijk en wierp ze in de kruiwagen. Als de kruiwagen bij 24 turven vol was bracht de afschuiver ze naar de plaats waar de turven moesten drogen. Die plaats was meestal een vlak stuk hoog gelegen veen. Het werd van opslag ontdaan. De eerste rij turven werd vlak neergelegd. De volgende rij turven kwam er op hun kant naast te staan. Het was een hele kunst want de turf mocht niet breken en de turf mocht ook niet met de hand worden aangeraakt. Een goede steker kon wel 6000 turven per dag steken tegen een prijs van 2-3 cent per turf.
Na twee tot drie weken werden de turven zo danig opgestapeld dat de wind er van alle, kanten doorheen kon blazen. Deze "stoeken" bestonden uit 6-8 turven. Na het drogen werden de turven op ronde stapels gezet, klaar voor vervoer.
Als de vaste turf was weggestoken bleef er een drabbige massa over, kluun mot genoemd. Deze massa werd uit de kluungaten geschept en over een zo vlak mogelijk oppervlakte uitgespreid. Na het uitwateren en drogen werd deze kluun in broodjes gesneden en verder als turf verwerkt. Bij het "'klunen" kwam de steker vaak in aanraking met boomstronken, stobben. Een deel van het veen waar de veenlaag niet zo dik was dankt daaraan zijn naam: Stobbenveen.
Op sommige plaatsen in het Haaksbergerveen treedt varengroei op. Dit wordt verklaard door de opslag van het turf op die plaatsen. Turfresten (= plantenmateriaal = voedsel) zou lokaal voedselverrijking gegeven hebben waardoor de varens op deze voedselrijkere grond een kans kregen.
Verwaarlozing en herstel
Door het einde van de vervening, werd de berkenopslag niet meer verwijderd. Een enorme brand in 1959 die wekenlang heeft aangehouden, veroorzaakte een voedselverrijking van de bodem Dit heeft de berkengroei sterk bevorderd.
Van af 1969 zijn er in het veen herstelwerkzaamheden uitgevoerd die erop gericht zijn het veenmos weer te laten groeien. De omstandigheden daarvoor zijn gunstig omdat er in de oude turfgaten nog steeds veenmos aanwezig is. Om de veengroei te bevorderen moet het gebied zo vochtig mogelijk gehouden worden.